Philip Garcia Hoogland staat nummer vier op de lijst bij GroenLinks Bergen en op nummer 19 voor Groen Links Noord-Holland. Hij is 22 en dus een kind van deze eeuw. Wat beweegt een tweeëntwintigjarige natuurkundestudent om maar liefst op twee lijsten te gaan staan? Een interview met onze kandidaat.

“Ik was nieuwsgierig. Als vijftien-, zestienjarige al. Hoe werkt het? Wie beslist er eigenlijk? Mijn ouders moedigden me aan een raadsvergadering te bezoeken. Die waren tenslotte openbaar. Daar is het wel begonnen. Ik wilde mensen helpen. Een positieve bijdrage aan de wereld leveren. Ik ben hier opgegroeid in Schoorl, ik wil het verbeteren, ook voor de toekomst, ik hou van dit dorp.’’

Duidelijk. Dat gaat over de gemeente. Maar waarom dan ook op de lijst bij de Provincie?

“Ik sta op een niet verkiesbare plaats. Maar ik doe wel contacten op. En ik kan mijn stem laten horen als het gaat om echte provinciale thema’s: stikstof bijvoorbeeld of de uitbreiding van een groen energienetwerk. En ik denk ook dat ik daar vanuit mijn exacte achtergrond iets aan kan bijdragen.”

Wat dan?

“Niet veel politici hebben een exacte achtergrond. Als we praten over een groen energienetwerk, denk ik al snel aan transport van elektriciteit, aan de dikte van kabels die nieuw gelegd moeten worden en aan hoe- en wanneer bedrijven dan energie kunnen afnemen. Maar uiteindelijk blijf ik natuurlijk ook een lekenbestuurder als het gaat om verbinding tussen plannen en de gevolgen daarvan.  En dat is maar goed ook.”

Waarom?

“Omdat ik er uiteindelijk voor de burger zit. Ik vertegenwoordig de inwoner. Participatie, daar doe ik ’t voor. Hoe kan je inwoners vertegenwoordigen, zonder met die inwoners te praten? Als ik onder een document ‘participatie niet van toepassing’ zie staan, denk ik: voor wie neem je dan een besluit? En natuurlijk zijn er ook inwoners die zeggen ‘Ik heb toch op jou gestemd, regel jij het maar en val me verder niet lastig’. Dat vind ik allemaal prima, zolang je maar naar de stembus gaat. En dan bewaak ik wel dat er toch momenten zijn, ook voor die kiezers, om aan de bel te trekken voordat de graafmachines in hun achtertuinen verschijnen. En dat vraagt goede communicatie, een wezenlijk onderdeel van participatie.”

Philip gelooft dat de voortsnellende digitalisering een positieve bijdrage kan leveren aan burgerparticipatie.

“Je kan je weg vinden in het overheidsapparaat, waar en wanneer zijn er vergunningen verleend? Of moeten die nog verleend worden? Waar en hoe kan ik bezwaar maken? Waar kan ik mijn zorgen delen?  Voorwaarde is wel dat digitale participatie in een voor burgers veilige- en beschermde omgeving plaatsvindt. En dat je voor mensen die digitaal niet meekomen uitzonderingen maakt. Om schrijnende kwesties te voorkomen.”

“Besluitvorming moet je ook niet willen digitaliseren. Het moet gereedschap zijn voor communicatie, een informatieve vraagbaak. Het is tenslotte een zwarte doos. Je stopt er informatie in, er komt informatie uit. Maar wij blijven beslissen. Bestuurders maar ook ambtenaren. Onze digitale systemen hebben nog steeds geen moreel kompas ingebouwd.  Wij wel. En wij zitten er om de menselijke maat te bewaken en te garanderen. Ik, in ieder geval wel.”

Hij lacht even.

“Soms denk ik: wie ben ik dan wel om het allemaal eventjes te vertellen? Maar een beetje twijfel kan geen kwaad, denk ik. Ik weet wel dat ik voor het eerst in een commissievergadering iets mocht zeggen, heel spannend allemaal maar dat ik na afloop vol energie zat en dat klinkt misschien als een cliché maar het is echt zo: politiek geeft me energie.”