Groot denken en klein doen in de Schoorlse duinen
Als GroenLinkser voel ik mij als vanzelfsprekend verwant met de prachtige natuur en het gevarieerde landschap van de gemeente Bergen. In de loop der jaren is mijn idee daarover wel veranderd, niet in de laatste plaats door de Corona-pandemie. Natuur en landschap zijn niet alleen iets om van te genieten en daarom te cultiveren, een gezonde natuur is essentieel voor ons welzijn en voortbestaan. Als raadslid in de gemeente Bergen voel ik me daarom niet alleen vertegenwoordiger van onze inwoners maar ook van de natuur. Vooral waar die de dupe dreigt te worden van onzorgvuldig handelen. Het rumoer rond de Schoorlse bossen volg ik nauwlettend en ik vertolk daarbij het lokale GroenLinks geluid.
Sinds de jaren dertig van de vorige eeuw zijn er dennenbomen in het westelijk gelegen gedeelte van de Schoorlse duinen, door mensen neergezet. Tachtig jaar later zijn die bomen uitgegroeid tot het Baaknolbos, de Frederiksblink, het Van Leeuwenkuilbos en het inmiddels gekapte Dr van Steijnbos. De top grondlaag van die struise bossen is humusrijk, er groeien allerlei bijzondere paddenstoelen en er schieten steeds weer mini-dennenboompjes uit de grond. Veel bezoekers en inwoners genieten van deze dennenbossen en begrijpen niet dat deze worden gekapt.
Als je kijkt naar ontstaansgeschiedenis van dit plan en de uitwerking daarvan, dan moet je bijna dertig jaar terug in de tijd. In 1992 werden de Schoorlse duinen bestempeld tot Habitatrichtlijngebied. In de praktijk betekende dat het herstel van de oorspronkelijke stikstofarme biotoop. Ruim twintig jaar later (2014-2018) vertaalde de provincie met stakeholders dat besluit in een beheerplan; exit bossen en toplaag in de westelijke kustduinen en vrij spel voor de wind. Het doel ervan is het versterken van zandstuivende en zand bestoven grijze duinen, met zijn biodiverse eigenheid.
In dertig jaar ontstaan nieuwe inzichten en veranderen ideeën. De discussie rond de Schoorlse duinen laat dat ook zien. Het Klimaatakkoord en de nationale doelen op het gebied van reductie van CO2 en stikstofuitstoot geven er een nieuwe dynamiek aan. Bomen zijn CO2 vastleggers; overmaat aan stikstofoxide vraagt om reductie. Langs de Noordzeekust is de uitstoot van stikstof relatief hoog door scheepvaart op de Noordzee. Voorlopig zal dat ook zo blijven ondanks de strengere stikstofoxide normen voor nieuwe schepen op de Noordzee die sinds 1 januari gelden. Met die vaststelling rijst de vraag, is de ambitie van een stikstof-arm duingebied haalbaar, als er zoveel stikstofoxide van zee komt en voor een deel neerdaalt in de Schoorlse duinen? En een andere brain teaser. Om CO2 af te vangen heeft het Kabinet als doelstelling een vergroting van het bosareaal van 10%. Hoe dat te rijmen met de bomen die gekapt (dreigen te) worden in de Schoorlse duinen? En dan ook nog, laten nu juist dennenbomen goed zijn in het afvangen van fijnstof.
Kortom, weten we wel zeker dat een besluit van bijna dertig jaar de toen gestelde doelen haalt? Hoe zinnig is het om het Van Steijnbos te kappen en het Leeuwenkuilbos en de Frederiksblink mogelijk daarna (het Baaknolbos wordt ontzien)? Wij kunnen het maar één keer goed doen. Dat is een verantwoordelijkheid die behoorlijk weegt. Ja, zult u denken, we moeten toch een keer tot een beslissing komen en tot uitvoering overgaan? Dat ben ik met u eens. Alleen, GroenLinks staat een genuanceerdere benadering voor van ‘groot denken en klein doen’ in de Schoorlse duinen. Aan provincie en Staatsbosbeheer doen we de oproep: “Ga testen, neem daarvoor de tijd die ervoor staat (8-10 jaar), kijk wat er gebeurt en zie af van het kappen van de andere twee bossen totdat er duidelijkheid is of de kap van het Dr van Steijnbos de gewenste effecten heeft”. De kap van een deel van het Van Steijnbos was daarvoor genoeg geweest. Maar het is nog niet te laat voor een testveld.